Paul de Ruiter Architects (PDR) ontstond in 1994 uit het gedachtegoed van het promotieonderzoek ‘The Chameleon Skin’ van Paul de Ruiter. Daarin stelt de architect dat gebouwen energie moeten produceren in plaats van consumeren. Inmiddels heeft die visie wortel geschoten in de bouwkolom en is PDR nog steeds een voorloper op het gebied van duurzame architectuur. De Ruiter zelf is er bescheiden over. “Je kunt zeggen dat de duurzame techniek er in de jaren negentig al was, het is nu een kwestie van doorpakken.”
Innoveren heeft PDR altijd gedaan in de ruime kwart eeuw van het bestaan. Recente projecten zoals het nieuw gebouwde QO hotel in Amsterdam, het ontwerp voor een zelfvoorzienend Forteiland Pampus en het nog te realiseren woongebouw Horizons op Zeeburgereiland zijn voorbeelden van projecten waarin bovengrenzen worden opgezocht op het gebied van duurzame architectuur. Dat vindt De Ruiter uitdagend. “Het is zaak opdrachtgevers te verleiden met innovatieve oplossingen die zich terugverdienen.”
Goed opdrachtgeverschap speelt in alle genoemde projecten, net als diversiteit in architectuur en duurzaamheidstools. De Ruiter noemt de ontwerpen van zijn bureau ‘niet-dogmatisch’; de signatuur is innovatieve exploitatie. “Voor QO hotel hebben wij bijvoorbeeld kassen op de 21ste verdieping gerealiseerd, waarin eten voor het restaurant wordt gekweekt. Het gebouw is energieneutraal, onder meer dankzij betonkernactivering en een intelligente façade. Alle kamerinstallaties schakelen af als de hotelgast niet op de kamer is. Ter temperatuurbehoud sluiten luiken in de gevel.”
Horizons, een woongebouw in de nieuwe Sluisbuurt met 126 appartementen, ontworpen in samenwerking met landschapsarchitect FLUX, is ook een mooi voorbeeld “omdat we hier echt maximaal kunnen ontwerpen binnen de randvoorwaarden van de gemeente Amsterdam. De houten constructie, gecombineerd met zonnepanelen in de gevel, levert energie – met daktuinen die zowel regenwater opvangen als de biodiversiteit verrijken. Horizons slaat bijna 3.000 ton CO2 op en is een circulair woongebouw, dat voor 62% bestaat uit biobased en hergebruikte materialen en voor 96% herbruikbaar is aan het eind van de levensduur.”
Nog een stap verder gaat de herontwikkeling van Forteiland Pampus, dat altijd zelfvoorzienend is geweest omdat nutsvoorzieningen gewoonweg ontbreken. Pampus wordt als eerste Nederlands UNESCO-werelderfgoed 100% zelfvoorzienend en fossielvrij. “Wat is er mooier dan het eiland ook voor de toekomst autarkisch te houden, in combinatie met erfgoedbehoud?” Het nieuwe entreegebouw van PDR wordt ingebed in een aarden wal en het ontbreken van riolering wordt opgelost met een biovergister en helofytenfilter. “We gaan ook ons eigen water maken: Pampus-water.”
De doorbraak in ontwikkeling volgens klimaatprincipes werd volgens De Ruiter bereikt met het TNT Centre in Hoofddorp (2008-2011), een kantoorgebouw waarin een atrium ontsloten door trappen leidend is. De definitieve doorbraak in de gehele bouwkolom is aanstaande. “Duurzaam ontwikkelen is in de wereld van beleggers gemeengoed aan het worden, maar we zijn er nog niet”, stelt De Ruiter. “Ontwikkelen en bouwen volgens ‘Paris proof’ ambities is niet alleen een kwestie van innovatie in techniek, met name ook in kostenmodellen: elke partij in de keten moet zijn bedrijf anders inrichten.”
“Als je kijkt naar de totale ‘footprint’ van bouwprojecten, is 25% transport. Daar valt nog veel winst te boeken.” Circulariteit op basis van een materialenpaspoort, demontabele koppelingen en geprefabriceerde bouwmaterialen is de nieuwe standaard. “In het casco van QO hotel is beton hergebruikt met de voormalige Shell-toren als donor-skelet. De bouwmaterialen voor de 288 hotelkamers zijn als IKEA-pakketjes op maat gezaagd aangevoerd. De grote uitdaging van de stedenbouw is meer functiemenging en verdichting, meer sociale interactie en een minder prominente rol voor de auto. Ik fiets zelf altijd naar kantoor.”